dinsdag 11 januari 2011

Een dagje als bedelaar...

“In Groot-Brittannië waarschuwt de politie voor valse bedelaars die helemaal niet hulpbehoevend zijn. Agenten in Leicester ontdekten dat geen enkele van de twintig bedelaars die ze de voorbije twee weken hadden gecontroleerd, echt dakloos is. Het gaat om mensen met een huis en een baan die een beetje willen 'bijverdienen', en na hun normale job met vodden aan op straat gaan bedelen.”
Naar aanleiding van mijn nieuwe roman wilde ik weten wat realistische inkomsten zijn voor een bedelaar in Antwerpen. Op een maandagmiddag trok ik mijn stoute schoenen aan die ook nog eens kapot waren. Ook de rest van mijn outfit had ik hier aan aangepast: mijn donkerblauwe joggingbroek bevatte meer gaten dan een half pond Emmentaler en mijn uitgerafelde jas had ik geleend van mijn bovenbuur.
Het is dus maandagmiddag. Ik zit op de grond voor de ingang van Mc Donalds in de Keyserlei, met mijn rug tegen de muur aangeleund. Om mij heen liggen sigarettenpeuken en allerlei ander klein afval. Een eindje verderop staat een gekke zwerfster het denkbeeldige verkeer op het brede voetpad te regelen. In mijn hand heb ik een plastic bakje waarin een paar muntjes liggen. Hongerig kijk ik elke voorbijganger aan, maar ik zeg niks. Ik ben een bedelaar.
Soms staar ik naar de grond, maar toch voel ik dan nog de blikken. De blikken van mensen die op me neerkijken. Wanneer ik dan plots opkijk wenden ze snel hun ogen af, doch niet snel genoeg. Steeds kan ik nog net de meewarige tekenen op hun gezicht herkennen. Het gevoel dat mensen op zo’n manier op je neerkijken, voelt zacht gezegd onaangenaam. Soms kijken de mensen me aan met medelijden, soms met afkeer. Steeds heb ik echter de indruk dat ze zichzelf heel wat beter vinden dat het hoopje oude vodden dat ik vandaag ben. Een oude dame stopt me een stuk van twee euro toe. Twee Marokkaanse jongens die denken de leukste te zijn, schoppen mijn plastic bakje met munten om. Ik besluit op het eigenste ogenblik niet te reageren; de eerstvolgende Marokkaan die ik in de Offerandestraat zie bedelen, zal ik echter met muntenbakje en al ergens door een vitrine schoppen.
Een goedgeklede dame van ongeveer mijn leeftijd kijkt naar me, loopt door, maar besluit dan toch terug te komen. ‘Kan ik even naast je komen zitten?’ Ik knik positief. ‘Sorry, ik heb geen kleingeld bij me, rook je?’ Ik neem een sigaret van haar aan en terwijl ze me een vuurtje aanbiedt zie ik dat deze dame me opneemt van kop tot teen. ‘Je ziet er helemaal niet uit als een bedelaar, je ziet er best goed uit. Hoe komt het dat je hier zo zit?’ Daar was ik helemaal niet op voorbereid! Ik had dan ook helemaal niet verwacht dat er doodleuk iemand naast me zou komen zitten! Ik mompel iets over werk verloren en dat ik er niet over wens te praten. Gelukkig vraagt ze niet door en zowaar hebben we een leuk gesprek over koetjes en kalfjes, leeuwtjes en welpjes en andere zoogdiertjes. Na enkele minuten ziet ze haar vriendin, waarmee ze zou gaan soldenshoppen en ze laat me in de kou zitten. Letterlijk.
Ik hoor ze wel fluisteren, de mensen. Ik zie ze wel kijken, ik voel hun vernietigende blikken. Ik word weggestuurd door het Mc Donaldspersoneel en besluit aan de overkant van de straat te gaan zitten, voor de krantenwinkel. Ik zit daar voor me uit te staren, af en toe gooit iemand rinkelend kleingeld in mijn geel plastic potje. En dan ben ik het beu. Ik voel me lelijk en vies. Het is alsof ik door die oude kleren aan te trekken en een zielige gezichtsuitdrukking minder mens ben geworden. Ik wil weer gewoon zijn, weer over straat kunnen lopen met mijn vriendin en zeggen: ‘kijk eens hoe zielig die zwerver er uit ziet, ik zou hem zo vijf frank geven moest het eurotijdperk nog niet aangebroken geweest zijn.’
Ik heb het exact twee uren uitgehouden en tel wat er in mijn bakje zit: drieëntwintig euro veertig cent. Dat komt neer op elf euro zeventig per uur. Netto. Als ik achtendertig uren per week zou bedelen in de plaats van achter mijn bureautje te gaan zitten, zou ik dus bijna negentienhonderd euro op maandbasis verdienen. Netto.
Na een tijdje bedelaar spelen hoefde ik in feite niet eens meer te doen alsof ik zielig was. Ik voelde me zo ellendig zoals ik daar zat, zonder status, zonder mensen die om me gaven. Wanneer ik mensen om geld had gevraagd, had ik misschien nog meer bij elkaar kunnen bedelen.  Maar dat was het niet waard geweest. Ik hield het niet langer dan twee uur vol.
Bijna iedere bedelaar heeft ooit een goed bestaan gehad, niemand is immers altijd zwerver geweest. Stel jezelf eens voor dat dag in dag uit mensen op je neerkijken. Ik neem me voor om vanaf nu elke zwerver die ik tegenkom wat te geven. Want ook al verdient het behoorlijk, het is een ongelooflijke klotebaan.