vrijdag 21 april 2017

Er komt een Schot in de vaart

Toen ik vanochtend thuiskwam na het naar school brengen van de kids, stond buurman J. buiten een sigaretje te roken. “Hoi,” zei ik, “alles goed met jou?” Een holle vraag voor de meeste mensen. Ik bedoel: zet tien mensen op een rijtje die je vragen hoe het met je gaat en niet één die dat meent. Maar wanneer ik vraag: hoe gaat het met jou, dan ben ik echt begaan met het welzijn van die mens in kwestie. Zoniet vraag ik dat niet, dan bijt ik nog liever mijn tong af. Buurman J. heeft niet zo’n goede jeugd gehad en tegenwoordig is hij een man van twaalf stielen en minstens één ongeluk meer. En dat mag je gerust letterlijk nemen. De keren dat hij met zijn Frans koekenblik al ergens tegen heeft gezeten – of iemand anders tegen hem – vallen niet op twee handen te tellen. Misschien wel op drie. Het is compleet onbegrijpbaar dat de kleine, grijze Renault nog niet van pure ellende doorheen zijn assen is gezakt.

Eigenlijk wel”, antwoordde J. Hij wees op een witte Volkswagen Caddy die geparkeerd stond op de plek die normaliter werd ingenomen door zijn fransoos. “Maandag begin ik aan een opleiding als monteur. Ik ben weer aan de slag, er komt eindelijk een Schot in de vaart.”

Ik ga maar eens aan mijn werk beginnen,” zei ik, “over Schotten die in de vaart komen, wil ik liever de details niet kennen.” Eens achter mijn laptop gezeten, kreeg ik J.’s woorden niet meer uit mijn hoofd. Wat bezielde zo’n Schot, om in de vaart te komen? In het Albertkanaal waarschijnlijk, dat was hier op een boogscheut vandaan. Was er in Schotland dan niet genoeg water om in te komen? Toch wel, me dunkt. Loch Ness. Loch Lomond. Loch Tay. Loch Katrine. Loch Shiel. Loch Awe. Loch Morar. Loch Leven. Loch Maree. Loch Lochy. Loch Rannoch. Loch Ericht. Loch Shin. Loch Tummel. Loch Oich. Loch Garry. En ga zo nog maar even door. En alsof dat nog niet genoeg is, grenst Schotland ook nog eens aan de Noordzee, de Atlantische Oceaan en de Ierse Zee. Men heeft er zelfs een kanaal. Toegegeven: geen Albertkanaal. Wel het Caledonisch kanaal. Zou die Schot dan iemand komen bezoeken in het landelijke Zandhoven, of asiel komen aanvragen? En dan maar ineens van de gelegenheid gebruik maken om een keertje in het Albertkanaal te komen? En bovendien: hoe zou mijn buurman weten dat het een Schot betrof? Die Schotse taal, die is moeilijk te begrijpen. Ik kon het weten. Per toeval heb ik eerder deze week nog een Schotse per telefoon geïnterviewd en ik verstond er geen hol van. Dat mag u trouwens gerust letterlijk nemen: ik dacht dat ze het over haar achterste had – ik stelde me al een stel roomblanke billen voor waartussen enkele rosse, gekrulde haren tevoorschijn kwamen – maar ze bleek het over paranormale verschijnselen te hebben. Bovendien, waarom vertelde hij net: er komt eindelijk een Schot in de vaart? Had hij al meerdere mensen in de vaart zien komen, maar nog geen Schot? Misschien. Een Indiër, een Pakistaan, een Albanees. Twee Belgen. Een Waal. Een zwarte man waarvan de nationaliteit nog niet bekend was, maar geen Schot. Tot vandaag. Eindelijk, een Schot? Had J. misschien dan een Schottenfetisjisme?

Misschien had mijn zus wel gelijk. Was J. een voyeur. Buurman zijn van een voyeur, je mag het hebben. Ik ging naar buiten, trok de deur dicht. Loerde door mijn sleutelgat. Je moest verdorie al een straffe zijn om daar ook maar iets door te zien. En zeker wanneer de sleutel er langs de binnenkant er nog in zat. Maar toch. Stel dat mijn buurman hele straffe ogen heeft. Dat kan bijna niet anders. Ik bedoel: als je een Schot in het Albertkanaal zag komen, dan kon je niet stekeblind zijn. Dan moest je verdomd goede ogen hebben. Tenzij die Schot vlak voor je neus zijn yoghurtspuit stond op te blinken natuurlijk, maar laat ons die mogelijkheid even uitsluiten. Allicht stond die Schot stiekem de handkar te bedienen, denkende dat hij daar moederziel alleen was. En stond J. honderden meters verderop te kijken hoe Allan MacTrekker tot slot kwam. Met een grijns op zijn gelaat: dit water hebben we ook alweer gehad. Zwem, zwemmertjes. Zwem!

Als je bij ons door het sleutelgat keek – wat technisch gezien bijna niet kon maar stél dat het kon – dan keek je recht op het sleutelgat van het toilet. Onze toiletdeur had een sleutelgat waar je wel met het grootste gemak doorheen kon kijken, zo viel mij nu plots op. En in ons toilet heeft ieder van ons zijn broek al wel eens afgestoken. Mijn zoon, mijn dochter, mijn vrouw, ikzelf. Voor een kleine of een grote boodschap. Eén keer heeft mijn wederhelft me daar ook eens oraal verwend, terwijl ze zelf op de pot zat. Zou het…?

Ik stormde naar buiten, belde aan bij J. Hij opende de deur. “Ja, wat is er?” vroeg hij.

Heb je mij al eens zien komen op het toilet?” vroeg ik hem.

Euh, nee, wat bedoel je?”


Goed zo”, antwoordde ik. “Hou het zo. Vanaf heden zal je die kans trouwens ook niet meer krijgen, want we hangen een handdoek voor het sleutelgat. Voyeur!”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten